Brugge

Brugge - Rozenhoedkaai

Middeleeuwse lakenstad

Brugge, de fraaie historische hoofdstad van de Belgische provincie West-Vlaanderen, heeft sinds haar bescheiden begin als aanlegplaats voor schepen in de 9e eeuw vele stormen moeten doorstaan. Het begint al met de rooftochten van de Vikingen, ook Noormannen genoemd. Vervolgens strekken de Franse koningen, de Bourgondische hertogen, de Spaanse en Oostenrijkse Habsburgers lange tijd hun begerige handen uit naar de welvarende Zuidelijke Nederlanden. In de afgelopen twee eeuwen moet de bevolking ook de annexatie door het Napoleontische Frankrijk aanvaarden, waarna tijdens het Congres van Wenen in 1814/1815 door de overwinnende naties éénzijdig besloten wordt om Nederland en België samen te voegen onder koning Willem I van Oranje-Nassau. In 1839 wordt België tenslotte een zelfstandige, democratische staat voor de Vlamingen, de Walen en de Duitssprekende bevolkingsgroep in de Oostkantons.

Ondanks deze ingrijpende gebeurtenissen - en niet te vergeten de Duitse bezettingen in de Eerste en Tweede Wereldoorlog - is het oude hart van de stad Brugge gespaard gebleven en door de bevolking met toewijding en zorg gerestaureerd, zodat hun inspanningen in het jaar 2000 door de UNESCO worden beloond met de titel “Culturele hoofdstad van Europa”. Het is begrijpelijk dat de vele toeristen, die nu de stad bezoeken, met bewondering vervuld zijn voor deze unieke erfenis uit de Middeleeuwen, die zó voortreffelijk voor het nageslacht behouden is gebleven.

De vroege Middeleeuwen (van 476 tot 1100)

Als gevolg van de ondergang van het West-Romeinse Rijk in 476 na Chr. komt ook een einde aan de PAX ROMANA: de vrede gewaarborgd door de militaire macht van Rome. Oosterse volkeren overspoelen het onverdedigde Westen van Europa. Het leven van de lokale bevolking wordt er niet eenvoudiger op. Ten tijde van de merovingische en karolingische heerschappij heerst enige eeuwen betrekkelijke rust, maar door verzwakking van de Franken in de 9e en 10e eeuw zien de op buit beluste Vikingen uit Scandinavië hun kans schoon. Op hun drakkar-schepen maken ze de kustgebieden onveilig. Ook Vlaanderen, Brabant, Holland en Frisia hebben vaak onder hun rooftochten te lijden.

In eigentijdse bronnen lezen we het klagende relaas van een monnik in de St. Vaast abdij te Atrecht (Arras), nadat in 880 de Vikingen opnieuw in het land tussen Somme en Schelde hadden huisgehouden: ”Omnemque terram vorax flamma consumpsit” (vertaald: "En de gretige vlammen verteerden het hele land"). Bescherming wordt gezocht door de bouw van burchten en ommuurde steden. Ook verrijst een versterking aan de oever van de Reie, de rivier die een belangrijke navelstreng vormt tussen de Noordzee en het Vlaamse achterland.

De bevolking wil, in deze roerige tijden, voor haar veiligheid graag in de nabijheid van de burcht wonen en bouwt er huizen en stallen omheen: het prille begin van de stad Brugge. Een nauwkeurige datum is niet te geven, maar er zijn twee munten gevonden, die van vóór 875 dateren. Ze vermelden als muntplaats: Bruggia en Bruccia! Er is een interessante verklaring hoe de naam Brugge tot stand moet zijn gekomen: Rogia (een Keltisch woord voor: heilig water). Deze naam is onder invloed van de Vikingen geëvolueerd: Rogia → Ryggia → Bryggia (oud-Noors voor landingsbrug of aanlegkaai).

De late Middeleeuwen (van 1100 tot 1500)

Dankzij haar haven aan de rivier groeit Brugge tussen de 9e en 12e eeuw uit tot een handelsmetropool van belang, doch verzanding van de Reie bedreigt de toegang voor schepen. In het jaar 1134 wordt de kust, op ongeveer 15 km afstand van de stad Brugge, getroffen door een stormvloed. De bevolking is achteraf blij met de uitkomst, want wat is het geval? De vloed heeft een bres in de kust geslagen en voor een brede en uitstekend bevaarbare verbinding naar Brugge gezorgd. De rivierarm wordt Zwin genoemd.

De nijverheid bloeit en de invloed van Brugge en haar burgers op de omliggende gebieden is groot. In 1089 wordt Brugge tot hoofdstad van het graafschap Vlaanderen verklaard.

In toenemende mate leveren buitenlandse kooplieden hun producten aan op deze stapelplaats. Vooral de ongestoorde aanvoer van wol uit Engeland is uitermate belangrijk voor de lakenwevers van de stad. De kooplieden nemen het beroemde en kostbare Vlaamse laken mee terug op de thuisreis.
De lakenwevers, verenigd in hun gilde, zorgen voor een in die tijd ongekende welstand van de 46.000 burgers. In de twee eeuwen van 1200 tot 1400 wordt Brugge zelfs als de economische hoofdstad van Noordwest-Europa gezien. Het eerste beursgebouw ter wereld ziet daar het licht. Dat dit alles bijdraagt aan de zelfbewustheid en de trots van de Bruggelingen ligt voor de hand. Brugge is dus een voorbeeld van volmaakte rust en eenheid?

Helaas....

Het feodalisme of leenstelsel

In de vroege Middeleeuwen beheersen keizers en koningen door verovering of vererving vaak grote gebieden, die ze door gebrekkige communicatiemiddelen met de grootste moeite kunnen besturen. In een lange karavaan trekken zij, met hun hovelingen en ambtenaren in koetsen of te paard van stad tot stad om ter plekke recht te spreken, privileges te verlenen, bevelen door te geven of een juist beeld te krijgen van de lokale of regionale situatie.

Ter verbetering van deze ondoelmatige situatie, ontstaat een stelsel van leenheren en leenmannen met plichten en privileges. Leengebieden - vaak met een burcht - worden voor een bepaalde tijd door de vorst - als leenheer - in bruikleen afgestaan aan de leenman (graaf of markgraaf). De verkozen leenman (vazal) legt een eed af dat hij in naam van de vorst en in getrouwheid het leengebied zal besturen, recht zal spreken, de koning in tijden van oorlog met zijn gewapende manschappen zal bijstaan, belastingen zal innen en betalen en bij de koning geregeld rapport zal uitbrengen. Om van de trouw en toewijding van de leenman verzekerd te zijn, wordt de functie na verloop van tijd zelfs een erfelijke instelling: het begin van de adel.
Op zich een goede oplossing voor een probleem, maar er ontstaan in de loop der jaren toch conflictsituaties. Wat te doen als de leenman een onafhankelijke houding gaat aannemen? Of indien zijn loyaliteit verschuift naar een andere vorst? Ook gebeurt het dat de leenman grotere rijkdom verwerft dan de leenheer of de positie van de leenheer door expansieve ambities financieel en militair verzwakt. Zich machtig voelende graven proberen dan ten koste van een zwakkere buurman hun gebied uit te breiden. Nee, een leenheer heeft het niet gemakkelijk en moet bij tijd en wijle met geweld ingrijpen! Een ideaal stelsel is het feodalisme dus niet, maar het heeft zich toch in menig land gedurende vele eeuwen kunnen handhaven. Ook de opkomst van machtige en zelfbewuste steden, zoals Brugge, Gent en Ieper, ondermijnt de invloed van hun (Franse) leenheer.

De Gulden Sporenslag (AD 1302)

Vlaanderen, in naam afhankelijk van Frankrijk, geniet in de 13e eeuw een bijzondere status binnen het koninkrijk. Zolang de overeengekomen jaarlijkse schattingen maar worden betaald, bekommert de vorst zich niet intensief om het bestuur van het graafschap. Die houding verandert echter, als de Franse koning Filips IV (de Schone) financiële problemen krijgt.

Gwijde (Guido) van Dampierre, graaf van Vlaanderen, gedraagt zich al langer onafhankelijk, maar realiseert zich dat hij in een spagaat zit. De Engelsen moeten te vriend gehouden worden in het licht van hun wolleveranties en belangrijke afnamen van laken, die cruciaal zijn voor de Vlaamse welvaart. Hij sluit een verdrag met koning Edward I van Engeland, hetgeen door koning Filips IV niet echt wordt gewaardeerd. Tenslotte zijn de Fransen al sinds 1294 met de Engelsen in een oorlog verwikkeld. De Franse leenheer stuurt een leger naar het Noorden om de Vlamingen een lesje te leren.

Het kleine Vlaamse leger voorziet een catastrofe en komt op 6 januari 1300 wijselijk een wapenstilstand overeen. Graaf Gwijde, zijn zoons en een aantal ridders worden in Frankrijk als gijzelaars gevangen gezet, waar de graaf overlijdt. De anti-Franse wever Pieter de Coninck uit Brugge wordt verbannen. Jacques de Châtillon wordt door de Franse koning tot landvoogd in Vlaanderen benoemd. In mei 1301 brengt Filips IV een persoonlijk bezoek aan de Vlaamse steden. En om een vriendelijke sfeer te scheppen, wordt een deel van de hoge belastingen afgeschaft. Al snel blijkt echter dat de Fransgezinde patriciërs hoofdzakelijk van deze verlaging profiteren, maar de ambachten en het volk niet, hetgeen tot een ernstige tweedeling bij de Vlamingen leidt. In maart 1302 komen de burgers van Gent en Brugge, na opnieuw een verhoging van de belastingen, in opstand. De Fransgezinde burgers worden uit de stad verbannen.

Met als doel de twee steden weer onder controle te krijgen trekt de landvoogd met een legertje op. Gent legt het hoofd in de schoot, maar Brugge wordt bezet. In de nacht van 18 mei 1302 (“de Brugse Metten”) worden, onder leiding van Pieter de Coninck (het gilde der wevers) en Jan Breydel (het gilde der slagers/beenhouwers), de Fransgezinde wolhandelaren en de bezetters over de kling gejaagd. De landvoogd zelf slaagt er ternauwernood in te ontsnappen.

Deze bloedige opstand kan de Franse koning niet ongewroken laten. Hij stuurt een leger van 2.700 gepantserde ridders te paard, 1.000 kruisboogschutters, 2.000 piekeniers en 3.000 andere soldaten, totaal 8.500 man met krijgservaring (sommige documenten noemen hogere cijfers), onder commando van Robert II van Artois. Op 8 juli 1302 bereikt dit leger de stad Kortrijk, waar het drie dagen later tot een fel treffen zal komen.
De Vlamingen kunnen ca. 10.000 man tegenover de Franse macht stellen, hoofdzakelijk bestaande uit een op wraak zinnend voetvolk, dat is gewapend met pieken, goedendags en kruisbogen. Het bevel wordt gevoerd door Willem van Gulik, Hendrik van Lontzen en Gwijde van Namen.
De slachting onder de chargerende Franse cavalerie is onverwacht groot. Twee tot drieduizend man verliezen het leven, ook Robert II van Artois en Jacques de Châtillon. De rest vlucht weg. Bij de Vlamingen vallen slechts enkele honderden slachtoffers. Na de strijd worden op het slagveld van Groeninghe talloze “gouden sporen” van gevallen Franse ridders buitgemaakt, welke aan de slag hun naam verlenen. Het nieuws over het verloop brengt een grote schok in Europa teweeg. Voor het eerst blijkt een leger van voetvolk in staat een leger van gepantserde ridders te paard te kunnen bedwingen. Andere strijdmethoden zijn plotseling noodzakelijk geworden.

De Gouden Eeuw

De 14e eeuw wordt door de Bruggelingen als hun Gouden Eeuw beschouwd. Geen wonder, dat die welvarendheid velen aantrekt, vooral door de keuze van het Bourgondische vorstenhuis om dit “Venetië van het Noorden” tot haar residentie te maken. Europese kunstschilders, zoals Jan van Eyck, Hans Memling, Gerard David en architecten van topklasse verrijken de stad zowel bouwkundig als artistiek. Het zal je niet verbazen dat vele monumentale gebouwen, kerken, stadspaleizen en ook schilderijen uit die periode stammen:

  • het Belfort is in de 13e eeuw gebouwd. Met de bouw van het 8-kantige bovenstuk bereikt het gebouw einde 15e eeuw zijn gewenste vorm. De toren helt al 4 eeuwen enigszins over;
  • het plein "De Burg" dankt haar naam aan de plaats waar vroeger de burcht van Boudewijn II stond;
  • het prachtige stadhuis in laatgotische stijl is gebouwd in de periode 1376-1400;
  • het museum Gruuthuse is oorspronkelijk het stadspaleis van de invloedrijke heren van Gruuthuse. Zij vergaren veel rijkdom dankzij hun monopolie op gruut: een kruidenmengsel ter verbetering van de smaak van bier. De bouw begint in 1425, uitbreidingen en aanpassingen volgen later;
  • aan de bouw van de Onze-Lieve-Vrouwekerk wordt begonnen in ca. 1230, op de plaats waar een kapelletje uit 741 had gestaan. In latere jaren worden uitbreidingen uitgevoerd. De praalgraven van Karel de Stoute (†1477) en van zijn dochter Maria (†1482) zijn er te vinden;
  • het Groeningemuseum is een “must” voor kunstliefhebbers. Hier kun je de befaamde Vlaamse Primitieven en meesterwerken uit latere perioden bewonderen;
  • het Prinselijk Begijnhof bestaat uit witgeschilderde huisjes, gesticht ten behoeve van oude vrouwen door Margaretha II van Constantinopel aan het eind van de Middeleeuwen.

Tijden van zorg en van nieuw elan

Helaas, ook aan goede tijden komt eens een einde. Maria (25), hertogin van Bourgondië, gravin van Vlaanderen en Holland, de laatste telg van de Bourgondische dynastie, sterft in 1482 aan de gevolgen van een val van haar paard. Haar einde markeert voor de stad Brugge het begin van teruggang. Steeds meer donkere wolken pakken zich samen. Een ruim 300-jaren durende periode van armoede en anonimiteit is aangebroken. Nog in 1845 leeft de helft van de bevolking van geldelijke steun.

Maar halverwege de 19e eeuw keert het tij. Nieuwe initiatieven worden ontplooid. Onder impuls van koning Leopold II wordt de haven van Zeebrugge gebouwd, die voor economische bloei zorgt. De oude stadskern wordt gerestaureerd, waardoor massa’s buitenlandse toeristen aangetrokken worden. Na Antwerpen en Gent bezit Brugge nu het hoogste aantal arbeidsplaatsen in Vlaanderen. Doornroosje is als ‘t ware uit haar winterslaap gewekt en floreert als ooit tevoren! De bezoeker wordt uitgenodigd voor een wandeling, een rondvaart of een ritje per open koets om de ongeëvenaarde schoonheid van de stad Brugge met eigen ogen te bewonderen.

Bronvermelding

  • Brugge te voet”, uitgever “Escudo de Oro” (ISBN 978-84-378-1072-0)
  • De Leeuw van Vlaanderen”, Hendrik Conscience (ISBN 90-223-0479-5)
  • literatuurgeschiedenis.nl
  • nl.wikipedia.org/wiki/Burg_(Brugge)
  • nl.wikipedia.org/wiki/Geschiedenis_van_Brugge
  • nl.wikipedia.org/wiki/Lodewijk_van_Gruuthuse
  • nl.wikipedia.org/wiki/Guldensporenslag
  • www.gjallar.nl (Noormannen in de Lage Landen)
  • www.liebaart.org (Levende geschiedenis en experimentele archeologie in het hart van Europa in 1302)
  • www.stadswandelingen.be/brugge
  • www.visitbruges.be

Reactie toevoegen