Engelse Puriteinen in Leiden
Aan de voet van de Hooglandse kerk in Leiden bevindt zich - hoek Nieuwstraat en Beschuitsteeg - het oudste woonhuis van de stad. Gebouwd in de periode 1365-1370 dient het al een aantal jaren als onderkomen voor het Leiden American Pilgrim Museum. Opmerkelijk is dat dit bescheiden museum slechts aan één onderwerp is gewijd, namelijk:
“Het levend houden en documenteren van de Nederlandse en Amerikaanse collectieve herinnering aan het verblijf van de Engelse Puriteinen in Leiden van 1609 tot 1620 en aan hun lotgevallen na hun vertrek naar Noord-Amerika”.
Wat kwamen de Puriteinen hier doen?
Amsterdam en Leiden zijn door de eeuwen heen een toevluchtsoord voor vervolgden geweest. Het begint al in de 16e eeuw toen godsdiensttwisten en op macht beluste heersers de bevolking in Spanje, Portugal, Frankrijk, Duitsland, Engeland en de Zuidelijke Nederlanden teisteren en vele duizenden Sefardische joden, Franse hugenoten, Waalse en Vlaamse protestanten dwingen om, vaak met achterlating van have en goed, te vluchten naar een plek van bescherming, tolerantie en met een menswaardige toekomst.
Zelfs in de 20e en 21e eeuw doet Nederland haar reputatie als vluchthaven gestand, te oordelen naar de duizenden economische, politieke en religieuze vluchtelingen uit verre continenten, maar ook uit landen als Joegoslavië en Hongarije. Volgens het CBS telde de bevolking van Nederland in 2013 circa 17 miljoen inwoners, waarvan 20% immigrant is. De ene helft is van westerse en de andere van niet-westerse origine. Het land - met een oppervlakte van slechts 41,526 km2 - telt plusminus 190 nationaliteiten en kan dus met recht een smeltkroes van culturen worden genoemd.
We richten de schijnwerpers nu weer op een groep Engelse Puriteinen die, onder leiding van predikant Robert Clyfton en merendeels afkomstig uit het plaatsje Scrooby in Nottinghamshire, zich niet bij de "Church of England" als staatskerk wensen aan te sluiten. Deze separatisten hebben schoon genoeg van alle vervolging, discriminatie, onterechte beschuldigingen en beperkende maatregelen tijdens het koningschap van James I (1566-1625) en besluiten in 1608 vanuit de havenplaats Immingham in Lincolnshire naar het tolerante Amsterdam te vluchten. Ook in die stad is niet alles “pais en vree”. Twisten en spanningen binnen de vluchtelingengroepen onderling en de vrijzinnigheid onder de protestanten in die stad doen hen al snel besluiten om naar de textielstad Leiden te verhuizen. Op 12 februari 1609 krijgt de groep schriftelijke goedkeuring van de autoriteiten om zich in de Sleutelstad te vestigen. Predikant Clyfton blijft, tot z’n overlijden in mei 1616, in Amsterdam waar hij in de Zuiderkerk wordt begraven.
Het leven in Leiden
Onder leiding van hun nieuwe geestelijk leider John Robinson en ouderling William Brewster, drukker van beroep, tracht men de eigen waarden en idealen binnen de groep (ca. 100 personen in 1609) hoog te houden:
- Behoud van hun culturele identiteit;
- Vrije uitoefening van hun godsdienst;
- Leven volgens zelf gestelde regels, zoals huwen binnen de gemeenschap;
- Geen vermenging met de libertijnse samenleving in Leiden.
De Engelsen vestigen zich in een hofje van 21 wevershuisjes* in de Kloksteeg, op een perceel genaamd “De Groene Poort”, pal tegenover de nu 6 eeuwen oude Pieterskerk en betalen daarvoor een bedrag van 8.000 gulden. Hoewel de erediensten veelal bij predikant Robertson thuis in de Kloksteeg worden gehouden, bezoeken de Pilgrim Fathers, zoals ze zich noemen (“pilgrims and strangers upon the earth”), en hun gezinnen ook de Pieterskerk en vooral de inmiddels afgebroken Vrouwekerk.
* In 1683 is op de plek waar de wevershuisjes van de Engelse Puriteinen stonden een intiem hofje gebouwd met nog steeds bewoonde huisjes, oorspronkelijk ten behoeve van ongehuwde vrouwen uit de Franssprekende Waalse gemeenschap. Zoals op de in de gevel aangebrachte plaat te lezen is, werd het hofje gebouwd in testamentaire opdracht van de kapitaalkrachtige lakenfabrikant Jean Pesijn en zijn echtgenote Marie de Lannoy. Jean en Marie waren beiden afkomstig uit Lannoy in de regio van Lille (Rijssel), toen Spaans, nu Frans territorium. Zij behoorden ook tot de vluchtelingen, die bij de “Eglise Wallonne” in de Vrouwekerk waren aangesloten. Interessant is dat de latere Amerikaanse president Franklin Delano Roosevelt (1933-1945), een afstammeling blijkt te zijn van Philippe de Lannoy (1602-1681) en Hester Dewsbury. Philippe is een familielid van Jean en Marie Pesijn. President Roosevelt heeft als tweede naam Delano gekregen, een verbastering van ”de Lannoy”. Philippe kwam in 1621 in Plymouth Colony aan met het schip “Fortune” en hij meldde zich bij de familie Francis & Hester Cooke, dus de jongeman moet het echtpaar goed gekend hebben.
Integratieproblemen
Hoewel hun niets in de weg wordt gelegd, is het leven van de Pilgrim Fathers toch moeilijk. De Hollandse taal en cultuur blijken voor de ouderen een grote barrière. Van beroep boeren en herders, zijn ze niet gewend aan de goedbetaalde maar lange werkuren in de Leidse lakenindustrie en moeten vaak als minder beloonde handwerkslieden fungeren. Hun economische situatie verbetert daardoor nauwelijks. Om te overleven moeten lange werkdagen worden gemaakt. Veel gelegenheid om aan de groei van hun kerkelijke gemeente te werken is er niet. Door de aankomst van nieuwe Puriteinen uit Engeland groeit de groep niettemin uit tot ongeveer 300 personen.
Zoals ook al bij de Franse en Waalse protestanten gebeurt, verhollandsen de jongeren in de loop der jaren en gaan contacten aan met stadsgenoten buiten hun Engelse gemeenschap. Sommigen willen zelfs koopman of soldaat worden, wat bij de ouderen tot grote zorg leidt. Want iedereen weet dat, na de met Spanje overeengekomen 12-jarige wapenstilstand, in 1621 de afscheidingsoorlog weer zal worden hervat. Door ziekten overlijden intussen meer dan 30 leden van hun gemeenschap, vaak ook kinderen, en deze worden dan in of bij de Pieterskerk begraven. Aan de buitenmuur van de kerk is een gedenkpaneel geplaatst met de namen van de gestorvenen.
In deze jaren is ook de protestantse kerk in Holland in een felle tweestrijd verwikkeld: de vrijzinnigen (Remonstranten), onder invloed van de Utrechtse hoogleraar Jacobus Arminius, staan tegenover de Contra-Remonstranten, die kiezen voor de calvinistische gezichtspunten van de hoogleraar/theoloog Franciscus Gomarus. Ook de Pilgrim Fathers steunen de inzichten van Gomarus onvoorwaardelijk. De gemoederen in het land lopen dermate hoog op dat een burgerstrijd niet denkbeeldig is. Totdat Prins Maurits in 1618 aan de spanningen een hardhandig einde maakt. Arminius was overigens al in 1609 in Leiden overleden en in de Pieterskerk begraven.
Hoewel de Leidse bestuurders zich lovend uitlaten over de harmonie tussen de Engelsen en hun stadsgenoten, stapelen de teleurstellingen bij de Pilgrim Fathers - inmiddels in aantal gegroeid tot circa 300 zielen in 1620 - zich op door alle religieuze, politieke en economische spanningen. Velen beginnen zich af te vragen of het verstandig was om naar de Republiek der Verenigde Nederlanden te emigreren. Als alternatief dringt zich een totaal nieuw begin op en wel in de Engelse kolonie Virginia in Amerika.
Naar de Nieuwe Wereld
Er worden contacten gelegd met Engelse handelaren in dienst van “The Virginia Company of London”, die in de opbouw van het op 4 mei 1607 gestichte Jamestown in New England hebben geïnvesteerd. Separatist of niet, in deze nieuwe kolonie kan men elke immigrant goed gebruiken, want het sterftecijfer ligt er hoog! De Engelse kroon gaat betrekkelijk snel akkoord met de komst van de spijtoptanten uit Holland en bevestigt de koninklijke goedkeuring in een brief aan de Pilgrim Fathers in Leiden. De situatie wordt uitgebreid besproken en gewogen. Het blijkt dat in totaal 41 personen, inclusief ouderling William Brewster, ervoor kiezen een nieuw leven aan de andere zijde van de Atlantische Oceaan te beginnen. Dit zijn o.a.: Isaac Allerton, Humility Cooper, Degory Priest, Desire Minter, John Crackstone, Thomas Rogers, John Allerton, Moses Fletcher, Edward Tilley, William Bradford, Edward Fuller, Thomas Tinker, Samuel Fuller, John Turner, John Carver, William Holback, Thomas Williams, James Chilton, John Hooke, Edward Winslow en Francis Cooke.
De meerderheid vindt de risico’s erg groot en wenst de ontwikkelingen bij de eerste groep voorlopig af te wachten. Dat maakt de situatie voor predikant Robertson er niet eenvoudiger op, want hij voelt zich tenslotte voor het welzijn van de totale groep verantwoordelijk. Hij besluit in Leiden te blijven en pas met een volgende groep landverhuizers mee te komen. De man overlijdt echter op 1 maart 1625, slechts 49 jaar oud, dus hij heeft de nieuwe kolonie nooit gezien.
”But now we are all, in all places, strangers and pilgrims, travellers and sojourners”
Francis Cooke en zijn echtgenote Hester Mahieu zijn geen Engelsen maar van oorsprong Walen, die eind 16e eeuw naar Engeland zijn uitgeweken en zich later bij de Pilgrim Fathers in Leiden hebben aangesloten. Francis heet eigenlijk François Couck. Hester Mahieu woonde vroeger in het Engelse Canterbury/Kent. Dit blijkt uit hun huwelijksinschrijving in de registers van de Eglise Wallonne in Leiden, gedateerd 4 juni 1603 :
“Franchoijs Couck, wolcammer, jongman uyt Engelant vergezelschapt met Philippe de Veau en Raphael Roelandt, zijn bekenden, met:
Hester Mahieu, jongedochter van Cantelberch uyt Engelant, vergezelschapt met Je[a]nne Mahieu haar moeder en Je[a]nne Mahieu haar zuster”
Zij zijn de voorouders geworden van de voormalige Amerikaanse president George Bush (2001-2009).
De overtocht naar Amerika
Dankzij de kronieken, geschreven door William Bradford, weten we ook over de gebeurtenissen bij de eerste groep Pilgrim Fathers na hun definitieve vertrek uit Leiden. Op 21 juli 1620 reizen de emigranten naar Delfshaven bij Rotterdam en - na een bewogen dienst op de kade - wordt op zaterdag 27 juli afscheid genomen van de achterblijvende geliefden en vrienden. Daarna schepen zij zich in op de oude 60 ton metende schoener (= type zeilschip) “Speedwell” met als eerste bestemming Southampton in Zuid-Engeland. Het schip is eigendom van de handelsonderneming “Merchant Adventurers”, die al ruim 100 jaar wol in de Lage Landen verkoopt. De wind en het weer zijn gunstig en de Hollandse kust verdwijnt al spoedig achter de horizon. Tijdens de overtocht blijkt het schip veel lekkageproblemen te vertonen en het wordt duidelijk dat de “Speedwell” onvoldoende zeewaardig is en hen nooit in New England zal kunnen brengen.
Na aankomst wordt besloten om over te stappen op het 180 ton metende zeilschip “Mayflower”, waar ze zich voegen bij een groep van 48 onbekende geloofsgenoten die dezelfde bestemming hebben. Met in totaal 120 passagiers aan boord vertrekt de “Mayflower” op 16 september 1620 vanuit Plymouth naar de kolonie Virginia, waar ieder gezin een ruim stuk land heeft toegewezen gekregen. Ze worden op de oceaan door felle stormen uit de koers geslagen en pas op 9 november zien zij het schiereiland Cape Cod liggen en gaan in een baai voor anker ter hoogte van het hedendaagse Provincetown. Op Cape Cod wordt voedsel en zoet water gevonden en er worden zelfs contacten met lndiaanse bewoners gelegd.
De reis naar de oorspronkelijke bestemming - Virginia - is nog ver en de bemanning en passagiers worden het eens om in dit gebied dat Massachusetts heet, een geschikte ankerplaats te zoeken, vervolgens te ontschepen en op die plek een nederzetting - New Plymouth - te stichten. De zoektocht duurt circa een maand. Maar op 25 december vinden ze eindelijk een aantrekkelijk gebied, dat ze Plymouth Colony noemen. Omdat Massachusetts geen Engelse kolonie is, bezit men geen juridische basis om zich hier te vestigen. Om die reden wordt een gezamenlijke verklaring - de zogenaamde Mayflower Compact - ondertekend, waarin wordt vastgelegd dat zij zijn overeengekomen om een gemeenschap met zelfbestuur op te richten, gebaseerd op hun eigen normen en waarden.
Na Jamestown, gesticht door de “Virginia Company of London” in 1607, is New Plymouth de tweede plaats in Noord-Amerika die permanent bewoond zal blijven. De Pilgrim Fathers worden daarom ook wel de grondleggers - Founding Fathers - van de Verenigde Staten van Amerika genoemd.
De eerste overwintering
In de geschriften van William Bradford, die van begin tot eind de belevenissen van de groep opschrijft, is te lezen dat door de aankomst, laat in het jaar, de eerste kolonisten worden verrast door strenge vorst, zware sneeuwval en een ernstig gebrek aan voedsel, terwijl hun huizen nog niet beschikbaar of bewoonbaar zijn. Onder deze barre omstandigheden komt de helft van de 102 kolonisten (waarvan 34 Leidenaars) om het leven door schurft, honger en koude. In de lente blijkt dat 6 van de 21 kinderen dood zijn, 6 kinderen wees geworden zijn en slechts 2 van de 12 vrouwen de eerste winter overleefd hebben. Niet meer dan twee gezinnen zijn volledig gebleven.
De anderen worden ternauwernood gered, dank zij de steun van het Wampanoag volk. De Indianen leren de kolonisten ook welke gewassen te verbouwen, waar het best gevist kan worden en hoe je kalkoenen, ganzen en eenden vangt. Dank zij deze nuttige adviezen wordt 1621 een uitstekend oogstjaar en, na alle eerdere ontberingen en de uiteindelijke redding, heerst grote dankbaarheid tijdens de viering, samen met 90 Indianen, van de eerste Thanksgiving Day begin november.
De achterblijvers in Leiden
Na de barre winter van 1620/1621 vaart de “Mayflower” weer terug naar Engeland. Geen enkele kolonist wenst nog terug te keren. Wel zijn er vele brieven aan boord, geadresseerd aan de achtergebleven familie en vrienden in Leiden. De opgewekte inhoud van de brieven zijn voor velen aanleiding om dezelfde stap te wagen. In de loop van 1621 komt een nieuwe groep in New Plymouth aan met het zeilschip “Fortune”. In 1623 volgt de “Anne & Little James” en in 1629 kunnen ze de tweede aankomst van de “Mayflower”, met landverhuizers aan boord, verwelkomen. Ook in 1632 arriveert nog een schip uit Engeland. Omstreeks 1630 zijn er al zoveel mensen aanwezig, dat men de “Massachusetts Bay Company”, een handelmaatschappij voor bont en lokale producten, opricht en ook in staat is nieuwe nederzettingen, zoals Boston, in de kolonie te stichten. De economie krijgt nu door de handel, de landbouw, de visvangst en de scheepsbouw een meer solide basis.
In totaal verhuisden minstens 125 Leidenaars naar de nieuwe kolonie. En de anderen? De achterblijvers zijn geleidelijk opgegaan in de Leidse bevolking en sluiten zich bij andere kerkelijke groeperingen aan. Dit laatste geldt ook voor de weduwe van predikant John Robinson.
De kronieken van de Pilgrim Fathers
Heeft Leiden deze stadsgenoten van 400 jaar geleden vergeten? Nee, integendeel! In het pandje Beschuitsteeg 9 werkt museum directeur Dr. Jeremy D. Bangs, een Amerikaanse kunsthistoricus, die tijdens de openingsuren graag vertelt over de Pilgrim Fathers en hun belevenissen. Zowel binnen, met de antieke inrichting, als buiten waant de bezoeker zich in de vroege 17e eeuw. Een bezoek betekent als het ware een duik in het leven van vier eeuwen geleden en is daardoor méér dan de moeite waard!
De historische geschriften met betrekking tot de Pilgrim Fathers in Leiden en in Plymouth Colony zijn zeer uitgebreid en beschrijven de vele aspecten van het koloniale leven in de 17e eeuw. Ongeveer de helft hiervan is overgezet en gepubliceerd. De inhoud van vele andere, vaak vergeten documenten ligt nog te wachten op onderzoek en publicatie. Dr. Bangs heeft deze immense en tijdverslindende taak al in 1992 op zich genomen. Hij heeft zich nu als doel gesteld dit levenswerk in het jaar 2020 tot een goed einde te brengen. In dat jaar wordt de reis van de “Speedwell” en de “Mayflower” in 1620, precies vier eeuwen later, zowel in de Verenigde Staten van Amerika als in Nederland, groots herdacht!
Webiste American Pilgrim Museum
Bronnen
- www.cbs.nl
- www.erfgoedleiden.nl
- www.kennislink.nl/publicaties/thanksgiving-een-nederlandse-erfenis
- www.leidenamericanpilgrimmuseum.org/index.htm
- www.mijnstambomen.nl/leiden/refugees.htm
- www.oudeofpelgrimvaderskerk.nl/
- www.vijfeeuwenmigratie.nl